Intern verslag 72

Verslag archiefonderzoek Sint-Geertruiklooster


Inleiding

Van het Bossche klooster van Sint-Geertrui aan de oostzijde van de Orthenstraat in 's-Hertogenbosch is geen archief bewaard gebleven. Dat is een belangrijke reden waarom de ligging van dit klooster moeilijk is vast te stellen. Zoals dit bijvoorbeeld ook bij het minderbroedersklooster het geval is, kan die situering het makkelijkst bepaald worden door het traceren van de belendende percelen. Anders dan bij laatstgenoemd klooster doet zich echter bij Sint-Geertrui het probleem voor dat dit convent een aantal percelen heeft verworven die nooit deel zijn gaan uitmaken van het kloosterterrein, maar die als woonhuis aan leken werden verhuurd. Dit maakt het situeren van het eigenlijke kloostergebied en de kloostergebouwen extra lastig.
Om toch tot een acceptabel beeld te komen, kan gewerkt worden vanuit twee perspectieven: zowel vanuit de stichting van het klooster en de verwerving van de daarvoor benodigde percelen als vanuit de liquidatie ervan is geprobeerd een helder beeld te vormen van het kloosterterrein.
Omdat het alles tezamen om omvangrijk onderzoek gaat, is in eerste instantie gekozen voor de laatste invalshoek. Die biedt tevens het voordeel dat aldus het makkelijkst een totaalbeeld kan worden verkregen van de kloosterbebouwing in de eindfase.
Zoals dit ook met de andere Bossche kloosters gebeurde, werden na de inname van de stad in 1629 door Frederik Hendrik de goederen van het Sint-Geertruiklooster in beslag genomen en in beheer gesteld van een rentmeester van de bisschoppelijke en andere geestelijke goederen. De vrouwelijke kloosterlingen mochten in hun kloostergebouwen blijven wonen, maar geen novicen aannemen, zodat er sprake was van een langzaam uitstervingsproces. Hierdoor duurde het zeer lang voordat alle kloostergoederen te gelde konden worden gemaakt.1
Van het Sint-Geertruiklooster is de liquidatie van zijn bezittingen aan de oostkant van de Orthenstraat aan de hand van de bewaard gebleven bronnen redelijk te reconstrueren. In het hierna volgende zal dit niet in chronologische volgorde gebeuren, maar naar de situering van de bebouwing, en wel van noord naar zuid.

Orthenstraat 53

De noordelijke begrenzing van een aaneengesloten complex van bezittingen van het Sint-Geertruiklooster lag tussen de tegenwoordige percelen Orthenstraat 55 (het huis Den Bellaard) en 53. In de akten betreffende Den Bellaard wordt een aantal malen (bezit van) het Sint-Geertruiklooster als belending genoemd.2
Dat nummer 53 tot de bezittingen van het klooster behoorde, blijkt uit een schepenakte van 2 september 1598. Het convent vestigde toen een cijns van 14 karolusgulden op het complex, dat bij die gelegenheid omschreven werd als
een huijs met een voirplaetsken ende poirtken, hoff ende achterhuys, met alle hennen rechten ende toebehoorten, den voornoemden convent compe-
1.Zie bv. het Intern Rapport nr. 45 van mijn hand (Archiefonderzoek Bloemkampklooster), m.n. 14-28.
2.Zie hiervoor Van Sasse van Ysselt 1910-1914, I, 75-90, m.n. 79, 82-84, 87-90. Mosmans 1907, 27, nr. 121, situeert hier het Aart van Avennesgasthuis. Hij houdt er in het supplement van de tweede druk, II-III, ten onrechte aan vast. Het gasthuis bevond zich ten noorden van Den Bellaard ter plaatse van het huidige Orthenstraat 57.
terende, gestaen ende gelegen bynnen 's Hertogenbosch in d'Ortenstraet neffens den voornoemden convent aen d'een syde ende tussen huys ende erve genoempt den Bellart, toehehoorende Goyarden Rutgerssen bierbrouwer, aen d'ander zyden, streckende van de voorschreven gemeyn Orthenstraete achterwarts tot den waterstroom aldair achter vlietende.1
Hoe het huis Orthenstraat 53 uit de kloostergoederen vervreemd is, blijft in het duister. Hoogstwaarschijnlijk is dat tegelijk met een deel van de kloosterbebouwing gebeurd, mogelijk in het jaar 1692. Ik kom daar nog op terug hij de behandeling van Orthenstraat 47-45-43. In ieder geval is Orthenstraat 53 enige tijd in bezit geweest van de eigenaren van het aangrenzende huis Den Bellaard, nr. 55. Op 16 september 1729 verkochten de gezusters Wouterina en Anna Geertruid van Beest laatstgenoemd huis aan Maria van der Helst. Zij bleken toen ook in het bezit te zijn van Orthenstraat 53. Als voorwaarden werden in de akte de bepalingen opgenomen
dat de juffrouwe verkrijgersse - van nummer 55 dus - haaren waterloop door de juffrouwe opdragerssens naastaangelegen huijsinge sal blijven behouden soo die tegenswoordig is; dat de muere tussen de twee hoven van voorschreven twee huijsingen ten ewigen dage sal sijn en blijven een gemijne muer en op gemene lasten onderhouden worden;
dat de lode guete tussen de voorschreven twee huijsingen, waarvan het water lost in den regenback van de juffrouwe verkrijgerssens huijsinge, mede sal sijn en blijven eene gemeene geute en op gemeene kosten onderhouden worden;
dat de daken vande voorschreven twee huijsingen bij ider de opdragerssen en verkrijgersse tot haaren bijden costen sullen moeten onderhouden werden soeverre ider sijne erve streckt;
dat de juffrouwe verkrijgersse de onderste houte vensters van de twee kruijscousijnen staende in de middelkamer der voorschreven huijsinge en opengaande op de plaats van de huijsinge van de juffrouwen opdragerssen, sal moeten toemaken of toemetselen sonder dat deselve oijt sullen mogen opengedaan werden, maar integendeel dat de bovenglasen van de voorschreven cruijscousijnen mogen geapproprieert worden tot vensters of andere ligten opengaande over de plaats der erve van de voorschreven der juffrouwe opdragerssens huijsinge;
dat de juffrouwe verkrijgersse onder in het cruijscousijn staande opt opkamertjen, waarvan de vensters althans opengaan en alsoo moeten blijven opengaan op de erve van de juffrouwen opdragerssens, moeten maken eijsere spijlen soo ende gelijk int voorschreven cruijscousijn althans staan;
dat de juffrouwe verkrijgersse daar uijt jaarlijk ende erffelijk sal blijven vergelden den grondchijns aan de domeijnen van Braband tot twee stuijvers een en een halve duijt.
2
Het valt aan te nemen dat de beide zusters het pand Orthenstraat 53 al bewoonden ofwel na de verkoop van Den Bellaard zijn gaan bewonen. Anna Geertruid van Beest heeft echter niet lang na bovenstaande verkoop het tijdelijke met het eeuwige verwisseld, zoals blijkt uit het feit dat haar zuster Wouterina eerstgenoemd huis op 3 juli 1736 kon vermaken aan haar nicht Catharina Elsevier. Het huis werd omschreven als
het huijs en hoff staande binnen dese voorschreven stadt 's Hertogenbosche op het Ortbeneijndt, met allen de behangselen in de camers sijnde waerinne juffrouwe testatrice is woonende, ende alle sijne gerechticheden, ap- ende dependentien vandien.3
1.GAH, R 1436, fol. 479-480v.
2.GAH, R 1719, fol. 154v-157. De koopcondities, die hieromtrent geen verdere bijzonderheden bevatten: GAH, Not. 2975 (not. Adam van der Horst), fol. 248-250v).
3.GAH, Not. 2968 (Gerrit Lambert van Strijp), fol. 126-134.
Pas uit de volgende verkoop van het complex op 15 mei 1783, wordt duidelijk dat jufvrouw Woutriena van Beest voorzeijde huysinge en erve was aangekoomen hy successie ah intestato van haare ouders.1 Zoals gezegd hebben deze ouders het huis mogelijk in 1692 van de rentmeester van de kerkelijke goederen verkregen (zie hierna onder Orthenstraat 47-45-43). Op 15 mei 1783 werd het huis Orthenstraat 53 omschreven als
een schoon en wel doortimmerde huijzinge en erven, voorsien van verschyde boven - en benedekameren en vertrekken, waarvan er enige behangen zyn, twee keukens, hof en agterhuijzinge, kleer-, hout- en turfzolders, pompen en privaten en verdere ap- en dependentien, recht en gerechtigheden vandien, staande binnen deze stad op het Ortheneynde tussen de huijsinge genaamd den Bellaart van den heere dr. Alderd Walraven noordwaarts en de kosterswooninge en kerkhoff van de Geertruijdekerk aan den zuydenkant, strekkende van vooren de gemeentestraat tot tegens den stal en agterhuijzinge van voorzeijden heer Walraven, en aldaar met een poort uijtkomende bij voorzeijde kerkhoff omtrend de blijk.
Uit de akte blijkt dat het complex via Catharina Elsevier vererfd was aan haar zoon Antony Versfelt, auditeur-militair en advocaat, wiens kinderen het als zijn erfgenamen op genoemde datum openbaar lieten verkopen, waarbij het via een stroman aan hun broer Johan Versfelt kwam.2 Ook nu werden verschillende voorwaarden in de koopcondities opgenomen:
En staat te weten dat de muur, staande tusschen de hoven van dit te verkoopene en de huyzinge genaamd den Bellaart is en blijft een gemeene muur, dewelke op gemeene kosten moet gemaakt en onderhouden worden; dat de lode geut tusschen voorszeide huijzinge, waarvan het water lost in den regenbak der huijzinge van de heer Walraven, mede is en blijft eene gemeene geute, en door de wederzeijdse eijgenaren moet gemaakt en onderhouden worden;
dat de daken aldaar, zo verre ieders erf strekt, door eiken proprietaris der huijzingen moet gemaakt en onderhouden worden;
dat den koper van deze te verkopene huyzinge van den eygenaar der huyzinge nu van den heere Walraven ten allen tijden kan eijschen en vorderen dat in de ramen op de binnenplaats van deze huijzinge uijtkomende worde gemaakt eysere gerden off speylen, volgens den 27 art. tit. 8 der costuijme van deze stad;
dat de goot leggende op de keuken van de voorszeide heer Walraven bij den hoff aan de zijde van deze huijzinge ter lengte van circa 16 voeten en niet verders benevens de hangende goot tot lossinge van het waater ten gemeenen kosten moet gemaakt en onderhouden worden;
dan dat het aan den koper off eijgenaar dezer huijzinge zal vrijstaan om daarop zodanig beschut te zetten dat daardoor het gezigt in de nieuwe of twede keuken belet word, zonder gehouden te zijn om daar toe drie voet van die erve te blijven;
dat den waterloop der huijzinge van de heer Walraven zal blyven over d'erve dezer huyzinge en voorts lozen onder den stal van de heer Walraven in de Dieze;
dan dat den eygenaar van de huijzinge den Bellaard zal gehouden en verplicht zyn om het vervalputje bij de pomp tweemaal ter week uijt te scheppen, zonder de vuijligheid daardoor te jagen over d'erve dezer huijzinge;
dat den eygenaar dezer te verkoopen huyzinge de balken van het agterhuijs mag blijven behouden en leggen in de muur van den stal van de

1.GAH, Not. 3453 (Johan Versfelt), fol. 53-58. Het transport van 23 juni 1783: GAH, R 1775, fol. 192v-193.
2.Van Sasse van Ysselt 1910-1914, I, 93, zegt ten onrechte dat het aan Johan Versfelt vererfde.
heer Walraven: dat ook het water van d'ene schijt van voorszeide agterhuijs mag blijven lossen in den tuijn van de heer Walraven; en eyndelyk dat de goot boven het voorzeide agterhuys en stal van de heer Walraven door dezelve altijd zal moeten onderhouden en zodanig in de goot deze te verkopen huijzinge zal moeten gelijt werden dat de muur van beijde de agterhuijsinge egene nadeele komen te leijden of schaden hebben;
alles ingevolge heeren schepenen brieven dezer stad zynde in dato den 16 september 1729 en nadere onderhandse conventie aangegaan tusschen vrouwe Jacomina van Swijndrecht, weduwe den heere Johannes van Alphen, ter eenre en mr. Antony Versfelt ter andere zeyde in dato 20 december 1762, die aan den koper zullen worden overgelevert en naar welke den koper zig in allen gevallen zal moeten reguleren.
Wijders diend mede tot onderrigtinge van den koper dat het eene privaat nevens de op- of kelderkamer is gesteld op een wel, waarvan de put geleegen is op het kerkhoff, en op welke put eertijds een pomp in den hof heeft gestaan ende tot deze huyzinge gehoort.
Den koper zal uyt voornoemde huyzinge en erven jaarlijks moeten blyven vergelden en betalen 's lands ordinaire verpondinge op het quohier fol. 228 verso aangeslagen tot ƒ 11. 5.; item noch eene rentie van ƒ 1.1 jaarlyks, vergolden wordende aan Jenneke Hamers vrouwegasthuys alhier, verschijnende op St. Marten, zynde de grondchijns en verdere renten en chijnssen afgelost volgens quitantien die aan den koper zullen worden ter hand gesteld.

Op 28 november 1791 droeg Johan Versfelt het complex over aan Arnoldus Hollander.1

Orthenstraat 51

Aan te nemen valt dat het pand Orthenstraat 51 pas na de ingebruikname van de kerk door de hervormden in 1645 gebouwd is. Van Sasse van Ysselt noemt het een laag gebouw.2 In de zojuist genoemde akten uit 1783 en 1791 wordt het vermeld als de kosterswo(o)ninge van de Geertruikerk. Als bewoners worden vermeld koster Adriaan van Tuyl (1690-1701), diens weduwe (1705), koster Hendrik van Waalwijk (1714-1753), koster Johan van Cleef (1754-1786), winkelier Jacobus Stoks (1786-1814), ambtenaar Cornelis Mulders (1814-1822), koster Abraham Moinat (1830-1840) en de arbeiders Bernardus Mulder en Simon Diependaal (1850).

Het Geertruikerkhof en de kloosterkerk

Ten zuiden van bovengenoemd perceel bevond zich het Geertruikerkhof, dat niet alleen naar de kerk leidde, maar via een brug tevens naar de overkant van de Dieze. Dit pleintje vóór de kerk werd in 1645 ingericht tot kerkhof voor de hervormde gemeente.4 Of er al eerder begraven werd, heb ik niet kunnen traceren. Aan het oosteind van het pleintje stond de kloosterkerk; de doorgang naar de Dieze bevond zich noordelijk van de kerk.
De kloosterkerk van Sint-Geertrui was na 1629 aan de rooms-katholieke eredienst onttrokken. In 1645 werd zij door de Raad van State in bruikleen gegeven aan de hervormden in plaats van de gesloopte Sint-Pieter-en-Paulus-kerk. Op 28 mei 1645 werd er het eerste protestantse kind in gedoopt: Anna
1.GAH, R 1171, fol. 308.
2.1910-1914, I, 93.
3.Van Berge Henegouwen, 149.
4.Van Sasse van Ysselt 1910-1914, I, 106.
dochter van de Bossche schepen Laurens van 's Gravesande en van Isabella van Heurn.1
Op 17 mei 1706 verkochten gecommitteerden van de Raad van State een aantal goederen van het voormalig Sint-Geertruiklooster.2 Als eerste koop (A) bevond zich daaronder
eerstelijck het erve met den opstal geteeckent op het plaen met de letter A, met de letters alfabetiques gedestingeert als volght a, b, c, d, e, f, g, h, i, k, l, m, n, o, p, q, r, s, sijnde de geheele kercke in haer vierkant, met een stuck van de bleecke, een stuck van den ommegangh liggende op de Diese, met nogh een out gebouw op en aen de overseijde van de Diese, met den boomgarde daerachter liggende tusschen de twee Diesen, sooals het met de bovenstaende letters van d'andere affgesondert wort; sullende den cooper van dit erve gehouden sijn de muere van de kercke maer halff reeckenen voor sijn erve, van onderen tot boven toe, sooverre als het huijs offte gebouw toebehoorende aen Sr Jan Esser, hij den grave van Nile bewoont wordende.
Het perceel van Esser, bewoond door de graaf van Niel, lag ter plaatse van de huidige nummers Orthenstraat 43, 45 en 47 en komt hierna ter sprake. Het grensde aan de noordoostzijde aan de kerk.
Als voorwaarden tot de verkoop van de kerk en de daarbij genoemde percelen werden gesteld:
Ende bijaldien den cooper van dit erve (littera A) den opstal offte dack wilde laeten sincken off affbreecken, sal hij niet alleen de muijere hierboven gemelt, sooverre als voorgemelte huijs van Sr. Esser is staende, te laten staen, maer sooverre op sijnen kosten de gevel op die mure op te laeten metselen om dat huijs te besluijten, die nu met sijn dack op dat van tegenwoordige kercke is aensluijtende, omme hem van alle openinge ende ongemacken schadeloos te houden. Verders sal den cooper uijt den put op het blijckvelt staende en in sijne erve is begreepen den voornoemden Sr. Esser eene huijse verleenen omme uijt gemelte putte sijn water naer sijn erve te mogen trecken, gelijck mede sal gehouden sijn toe te staen aen het andere naeste erve, geteeckent op het plaen met de Letter B.
Ende sal de scheijdinge tusschen den tuijn van voorschreven Esser ende de bleijcke van het erve A gescheijden worden met een rechte linie loopende uijt den hoeck van de kercke, geteeckent op het plan met de letter b recht op de midde van den pilaer daer een klijn boompje op gewassen is, sijnde den derden pilaer van de deur aff die in de galerije oft ommeganck staat.
Ende sullen de beijde Sr. Esser en den kooper samen haere scheijdinge moeten bekostigen, gelijck oock op deselve linie de galerije te besluijten haer Edel Mogende sullen overgeven het restant van de galerije aen voorschreven Esser omme hem te recompenseren van 't platte erff dat hij van sijnen tuijn kompt te missen.
Verders sal den cooper moeten sijnen inganck door den tooren maecken naar sijnen tuijn, omdat de twee off drie deuren, soo in den ommeganck als in het gebouw dat op de Diese staet en dat in den toorn is, sal moeten sluijten, sijnde de mueren van de kant van het erff B tot scheijdtsmueren van beijde de erven die hij niet volkomen sal mogen affbreecken, maer deselve op tien voeten hooght te laeten staen indien hij het opstal wilde affbreecken.
Van gelijcke sal hij de deure van den achtertuijn naest den toorn toemetselen ende die naer het erff C, welcke muere van i, k, l aen ider cooper halff sal gehooren.

1.Van Sasse van Ysselt 1910-1914, I, 105-106.
2.GAH, Coll. Prov. Gen., nr. 324k-III.
De kerk met bijbehorende percelen werd verkocht aan Willem Vreggen. Het transport vond pas op 29 november 1707 plaats.1
Het is niet duidelijk waarvoor de kerk sinds de verkoop gebruikt werd. In 1746 werd zij tot militair hospitaal bestemd. Volgens de gelijktijdige geschiedschrijver Van Heurn werd zij na de Vrede van Aken van 1748 weer als kerkgebouw ingericht. Na de overgave van Den Bosch aan de Fransen werd er een broodbakkerij in ondergebracht, maar na de teruggave van de Sint-Jan aan de katholieken in 1810 weer door de hervormden als kerk in gebruik genomen. Vervolgens kwam zij in handen van de Waalse gemeente. Toen deze een kerk in de Verwersstraat kreeg, werd de Geertruikerk voor afbraak verkocht en op de absis na gesloopt. Die werd enige tijd voor houtopslag gebruikt.2 In 1945 en 1972 zijn de laatste resten gesloopt. In dit laatste jaar vond een .. plaats waarbij de fundamenten werden opgemeten.3
Over de boomgaard en de bleek zal aan het eind van dit verslag nog worden gesproken.

Orthenstraat 47-45-43 (kloosterbebouwing, later het Statenlogement)

Op 1 april 1739 transporteerde de rentmeester van de geestelijke goederen
een hegt, sterk en weldoortimmerde huijsinge met sijne saletten, camers ende behangsels daarin, keukens, kelders, pompen, met een hof, paardestal en twee woningen daaraan en -by gehorende, staande ende gelegen alhier op 't Orteneijnde door en by de binnepoort, synde een gedeelte van het Geertruijdeclooster, gemeenlyk genaamt het Oude Staten Logement, ex uno huys en erve van de volgende heer verkrijger, ex alio den gemeenen kerkweg, streckende voor van de Ortenstraat tot agter tegens de riviere de Diese.4
Het gaat hierbij om de bebouwing ter plaatse van de huidige nummers Orthenstraat 47-45-43. De genoemde verkrijger was de Bossche advocaat en schepen Hieronymus Gerbade, die toen al het zuidelijk buurpand (Orthenstraat 41-39-37) in zijn bezit had.
Het was niet de eerste keer dat dit complex door de rentmeester qualitate qua uit de boedel van het klooster vervreemd was. Zoals uit de zojuist genoemde akte blijkt, was dat al in 1692 gebeurd, krachtens hier genoemde koopcondities van 27 maart van dat jaar. Verkrijger was toen Johan Essers geweest. De datum van de overdracht is echter niet in de akte van 1 april 1739 ingevuld en ook ik heb dit transport niet kunnen traceren. Ik vermoed dat bij deze overdracht, die in of na 1692 heeft plaatsgevonden, ook het hiervoor behandelde complex Orthenstraat 53 getransporteerd is. Tot dat jaar zal het de genoemde functie van Statenlogement hebben vervuld, dit wil zeggen dat Gedeputeerde Staten of hun gecommitteerden hier logeerden wanneer ze 's-Hertogenbosch bezochten.3 In 1706 werd, zoals we zullen zien, als bewoner van het voormalig Statenlogement de graaf van Niel vermeld.
Over de bewoning in de zeventiende eeuw weten we wat meer door een rekest van de militair Pieter Godin uit 1725.6 Daaruit blijkt dat behalve hijzelf ook in het pand gewoond hadden de militairen Van Uijttenhoven, Van Leefdaal, Amelisweerd, Goor en Yvoy.7 Uit het rekest blijkt dat het gebouw zeer vervallen was geweest.
1.GAH, R 1695, fol. 390-392.
2.Van Sasse van Ysselt 1910-1914, I, 104-108.
3.Van Drunen 1983, 96.
4.R 1734, fol. 286-287v.
5.Zie Van Sasse van Ysselt 1910-1914, I, 99.
6.GAH, Coll. Prov. Gen. 324k, ongenummerd.
7.Zie ook Van Berge Henegouwen, 145, die vermeldt Uittenhove in 1676, Van Lieffering in 1676 en 1679, Van Amelisweerd in 1688 en de graaf van Niel in 1690, 1701 en 1705.
Volgens de akte van 1 april 1739 was het Oude Statenlogement weer in handen van de rentmeester van de geestelijke goederen gekomen wegens niet-betaling van de rente op een schuld die op het pand rustte. Op 2 januari 1742 reeds droeg Hieronymus Gerbade een derde deel van het huis over aan Abraham zoon van Jan Louis Verster.1 Op 13 november 1745 transporteerde hij verder de overige twee derde gedeelten en Abraham Verster zijn derde deel - dus het geheel - aan de ontvanger van de gemene middelen in Den Bosch, Johan Bosschart.2 Deze droeg het hele complex op 15 januari 1754 over aan Antony en Johan van Hanswijk. Volgens de akte was het sedert tot een hospitaal en nu laastmaal tot een magazijn van den veldtuijn gebruijkt.3 Het heeft dus tijdelijk een militaire bestemming gehad. Terwijl de verkoopsom in 1745 nog 8000 gulden had bedragen, was deze nu gezakt tot 2725 gulden.
De erfgenamen van de weduwe van Johan van Hanswijk en Antony van Hanswijk, elk voor de helft, droegen het complex op 1 maart 1800 over aan Hartog Simon, Hendrik Christaan Krijn en Frederik van der Heyden, elk voor een derde deel. Het werd bij die gelegenheid omschreven als
huis, hof, stal en koetshuis, nu geapproprieerd tot pakhuizinge, met twee woningen daaraan en -bij gehorende, staande en gelegen alhier op het Ortheneinde door en hij de Orthenbinnenpoort, gemeenlyk genaamd het Oud Staaten Logement, d'een zyde de weduwe Gerbade, d'andere zyde eenen gemeenen weg, strekkende voor van de Orthenstraat achterwaards tot aan de rivier de Diese.4
Frederik van der Heyden verwierf vervolgens de beide andere derde delen. Uit zijn boedel werd het op 10 juni 1809 getransporteerd aan Antonius de Wijs, nu als
eene groote huizinge, stal, koetshuis en erve, staande en gelegen binnen deeze stad op het Orteneinde, gequoteert B 98 en VB 45, genaamt het Oud Staten Logement, aan d'een zyde het huis van de heer Van Someren, aan d'andere zyde een kerkhof, voorzien van een extra groote dans- of concertzaal, verscheide boven- en benedenkamers, zolders, kelders, pomp, privaat en verdere commoditeiten, midsgaders een plaisiertuin met groote tuinkamer en kolfbaan daarachter gelegen.5
Op 11 januari 1833 verkochten de weduwe en kinderen van Antonius de Wijs het complex aan Antonius Wilhelmus van den Dungen. De omschrijving luidde toen:
het gebouw gediend hebbende voor concertzaal, met aangelegen woonhuizinge, gekwoteerd B n°. 91 VB n°. 51, groote open plaats, koestallen, paardenstallen, koetshuis en verdere getimmerten en aanhoren, alles aan elkander vaststaande en gelegen op het Ortheneinde te 's Hertogenbosch, het geheel belend de eene zijde de Geertruikerk, de andere zijde Antony van Pelt, strekkende voor van de straat achterwaarts tegen de rivier de Dieze.6
Het verschil in huisnummer met de akte van 1809 laat zich verklaren uit het feit dat er sprake was van in totaal drie woningen, die aldus de nummers B 91, 92 en 93 zullen hebben gehad. De huisnummering liep op van zuid naar noord.
De verkrijger in 1833, een aannemer, had grote plannen met het achterliggend erf. Zijn constructien in het jaar 1837 brachten hem in conflict met
1.GAH, R 1735, fol. 455-455v.
2.R 1739. fol. 6-7.
3.R 1750, fol. 246-247.
4.R 1782, fol. 495v.
5.R 1795, fol. 139-141. Blijkens de akte had Van der Heyden de overige delen verkregen bij transporten van 1 maart 1800, 25 oktober 1802 en 28 juli 1804.
6.GAH, Coll. Prov. Gen., nr. 324k-XIX.
de kerkvoogden van de Geertruikerk. Op 18 juli 1840 werd er een akkoord gesloten waarbij onder meer werd bepaald:
De nieuwe bouw, door den contractant en transigent ter andere zijde als voorzegd geconstrueerd tegen en in de zuidoostelijke zijde van het buitenmuurwerk van de Geertruijkerk te 's Hertogenbosch, zal zooals die is aangelegd kunnen blijven en voltooid worden onder de navolgende bepalingen: A. De contractant en transigent ter andere zijde zal, zodra hem vanwege de kerkvoogden voornoemd, nu zijnde of bij vervolg zullende fungeren, ofte andere kerkelijke autoriteit voor dezelven subintrerende, zal zijn bekendgemaakt dat de na te meldene voorzieningen ter verzekering der rustige en ongestoorde godsdienstoefeningen in gemeld kerkgebouw zijn gebleken noodzakelijk te zijn, ter plaatse waar door hem in het ligchaam der muur onder de zich daarin bevindende togen eene bedstede en eene kas is geconstrueerd op eenen afstand van vijf Nederlandsche duimen van de muurvlakte achter in dezelve bedstede en kas, en zooverre de kerkmuur of het muurwerk onder de togen aldaar is weggebroken, geheel ten zijnen koste aan te leggen eene halvesteensmuur van goede boerengraauwe mopsteenen en de tusschenruimte telkens, bij iedere tien à twaalf lagen steenen, met bolsters behoorlijk aan te vullen tot boven toe, alles onder toevoorzigt en goedkeuring van een en deskundigen door de contractanten en transigenten ter eener, te dien einde te designeren, als zijnde hem dezelve constructien door de contractanten en transigenten ter eener in hunne qualiteit vergund geworden.
Ook zal hij zijnen bouw tegen dezelve kerkmuur niet verder mogen uitbreiden zonder voorkennis en toestemming van de contractanten en transigenten ter eener, maar dezelve moeten laten zooals die thans is, op achttien ellen twee duimen afstand van den achtergevel der kerk uitkomende aan de Dieze, noch eindelijk binnen den afstand van vijf ellen van de kerkmuur en langs derzelver geheele uitgestrektheid eenige veestallinge te mogen hebben.
B. De contractant en transigent ter andere zijde zal mede zorg dragen dat de gemelde kerkmuur, zooals die thans is of eventueel in voege voorschreven zal worden bearbeid, voor zooverre zijn bouw strekt, in behoorlijke orde blijve en alle daartoe noodige reparatien zonder verzuim ten zijnen kosten doen bewerkstelligen.
Ook zal hij zorgen dat geene verdere nieuwe constructien in het ligchaam derzelve gemaakt worden, en die welke thans bestaan, zijnde eene bedstede lang eene ei eenenzeventig duimen, hoog twee ellen vijfenzestig duimen en in het ligchaam der muur diep drieën zeventig duimen, mitsgaders eene kas diep in het ligchaam der muur negen en zestig duimen, hoog twee ellen vijfenzestig duimen en breed eene el en dertig duimen, de diepte eventueel gewijzigd door de nadere constructien zooals hier voor sub A is bepaald, geene verdere verhooging, verbreeding of verdieping in het ligchaam der muur ondergaan;
zullende hij ingeval van contraventie aan deze bepalingen gehouden zijn ten zijnen koste op de eerste aanzegging van heeren kerkvoogden alle constructien in het ligchaam der kerkmuur weg te nemen en dezelve naar haren primitiven aanleg behoorlijk ter arbitrage van deskundigen te doen digtmetselen.
C. De contractant en transigent ter andere zijde zal tegen de zuid-oostelijke zijde der kerkmuur, langs de geheele uitgestrektheid zijner daaraangrenzende ledige erve en gebouwen geene stookplaatsen, mistputten, secreten of andere verzamelplaatsen van onreinheden, mist of modder, noch ook eenige af- of uitwateringen, kelders of andere vergravingen mogen daarstelien; maar zich daarmede van die muur moeten verwijderd houden tot op den afstand hij de wetten of plaatselijke gebruiken bepaald, noch ook eindelijk op dezelve ledige erve eenigen aanbouw vermogen te doen, hooger dan acht ellen van de bovenste laag der fondamenten of de eerste snijding onder den grond van gemelde kerkmuur; zullende in

dat geval nog altijd de buitenmuren van dien bouw, tot op eenen afstand van eene Nederlandsche elle van meergemelde zuid-oostelijke kerkmuur verwijderd blijven.1
De ondernemende aannemer kwam echter spoedig in de problemen. Op 19 februari 1842 droeg hij de helft in het complex over aan Lodewijk Hendrik Rouppe van der Voort.2 De andere helft werd nog in datzelfde jaar, op 14 juli, openbaar verkocht namens zijn schuldeisers. Deze helft werd bij die gelegenheid aangekocht door Rouppe van der Voort, die aldus eigenaar van het geheel is geworden. Het complex werd op 14 juli 1842 omschreven als
Eerste koop.
Een zeer groot en uitgestrekt gebouw, voorheen gediend hebbende tot concertzaal, gemerkt letter B, nummer 91 en VB nummer 51, met eene woning uitkomende terzyde van het gebouw, alsmede een koetshuis met stalling, een pakhuis en verder aanhooren, alles aan en bij elkander staande en gelegen te 's Hertogenhosch in de Orthenstraat, kadastraal bekend onder sectie G, nummers 2377 en 2378, te zamen ter grootte van vijf roeden zesenveertig ellen; belend aan de eene zijde de heer A. van Pelt, aan de andere zijde de plaats of straat voor de Geertruikerk, strekkende voor van de Orthenstraat achterwaards tot de volgende koop.
Tweede koop.
Een gebouw bestaande in woonhuis met koestal en hooizolder; een koetshuis met hooizolder, twee woningen en een waschhuis, alsmede eene groote bleek, strekkende tot de rivier de Dieze, met eenen trap aldaar, alles aan en bij elkander staande en gelegen te 's Hertogenbosch in de Orthenstraat, kadastraal bekend onder sectie G, nummer 2379, ter grootte van tien roeden vierenvijftig ellen, belend aan de eene zijde de Geertruikerk, en aan die zijde met eene poort aan de plaats voor de gezegde kerk uitgang hebbende, aan de andere zijde de heer A. van Pelt, aan het een einde de vorige koop en aan het ander einde de Rivier de Dieze.

Het complex werd gesloopt en op het vrijkomende perceel werd de eerste Bossche gasfabriek gebouwd. Deze werd op haar beurt gesloopt en vervangen door de huidige woonhuizen Orthenstraat 47, 45 en 43.3

Orthenstraat 41-39-37

Zoals hiervoor werd vermeld, werd op 27 mei 1706 een deel van de kloosterbebouwing door de rentmeester van de geestelijke goederen verkocht. Als koop 2 (B) behoorde tot de in 1706 verkochte kloostergebouwen
het erff geteeckent met de letter B, soo ende gelijck het op 't plaen met de letters s, r, q, p, o, n, m, l, k, x, z, ij, x, w, u, t omteeckent staet, sijnde het gansche opstal dat tusschen de kercke en den smallen inganck is, den ganck in sighselven van onderen tot aenden solder van het naeste huijs dat daerover springht daerbij geteeckent, sijnde de mure van onderen als men den gangh ingaet halff en halff, en van gelijcke de linckeremure waer andere sijne balcken ingeanckert sijn, mede halff en halff, soo verre het naeste gebouw streckt. Ende sal de muere van de letter x tot k halff en halff wesen tussen de coopers van B en C ende die van k en l van gelijcke halff en halff tussen de coopers van A en B ende de mure van den tôren van l, m, n, o, en p aen den cooper van A, op conditie als voorschreven, dat hij die niet lager als op tien voeten hooghte sal mogen affbreecken. De scheijdinge door den ommeganck ende blijckvelt sal getrocken worden met een rechte linie van den hoeck door de galerije offte ommeganck p en q, ende van daer sijnde het pilaer aen de rechter kant van de deure die in de galerije gaet tot recht op den
1.GAH, Coll. Prov. Gen. 324k, nr. XX.
2.GAH, Coll. Prov. Gen., nr. 324k-XXI.
3.Van Sasse van Ysselt 1910-1914, I, 103; Mosmans 1907, 27, nrs. 123. 124 en 125.
anderen hoeck van de papekerck voorschreven aen de letter r, en sullen de twee koopers samen die scheijdinge moeten opmaecken, hetsij met muere ofte eene heijninge.
Hoewel de bijbehorende plattegrond ontbreekt, is het aan de hand van de overige gegevens wel mogelijk de opgegeven ligging althans aan de straatzijde vast te stellen. Zoals uit het navolgende zal blijken is met den smallen inganck de tegenwoordige Kloostergang bedoeld. Voor aan de straat was deze gang overbouwd door het hierna nog te behandelen pand Orthenstraat 35 (het Maasschip).1 Aan de noordzijde grensde het complex aan het huis dat toen bewoond werd door de graaf van Niel (ter plaatse van Orthenstraat 47-45-43). Achter op het terrein is het vaststellen van de perceelsgrenzen veel lastiger. Mogelijkerwijs bieden hier de resultaten van het archeologisch onderzoek uitkomst.
Ook deze tweede koop van 26 mei 1706 (B) kwam net als de eerste in het bezit van de genoemde Willem Vreggen. Zijn bezittingen vererfden aan zijn weduwe, die hertrouwde met de secretaris van Vught, Leonard Ragay. In 1734 werden hun eigendommen wegens hypotheekschuld in beslag genomen door de
rentmeester van de geestelijke goederen. Zij kwamen vervolgens aan de Bossehe advocaat Hieronymus Gerbade. Het complex bestond inmiddels uit een drietal huizen voor aan de Orthenstraat en achttien huisjes in de Kloostergang. De omschrijving hiervan luidde bij het transport van 3 februari 1734:
eene weldoortimmerde huijsinge, met sijne saletten, kamers, keukens, kelders, pompen, met een en hof en paardenstal daaragter, op de conditien geteekent n°. 1, staande binnen deese stad in de Ortenstraat aan de binnenpoort, bewoont werdende bij de heer en mr. Arent Verspijck. ontfanger der verpondingen over Kempenlandt, ex uno de huijsinge en erve der erfgenamen de heer Johan Essers, ex alio de huijsinge en erve van den volgenden koop n°. 2, bewoont werdende bij sr. Moringo, de keuken ofte eetzaale gehoorende aan dese groote huijsinghe van n°. 1 is voorbij springende van agter de huijsinge en erve van n°. 2 in den tweeden en de huijsinge en erve van n°. 3 in den derden koop begreepen, tot aan het straatjen neffens d'eene zijde de huijsinge van n°. 4 staande in het straatjen in den vierden coop begrepen, strekkende de voorschreven groote huijsinge en erve van n°. 1 voor van de Ortenstraat tot agter voorbij de huijsinge van n°. 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 in de naarvolgende opdragten begrepen, en soo totter Diese toe, met de gereghtighijt om door het straatjen neffens den 3 coop te mogen gebruijken de trap aldaar gaande naar den solder van de groote huijsinge, soo en in der voegen als het selve tegenswoordig gebruyckt wert bij den heere ontfanger Verspijck.2
De hier genoemde kopen nummer 2 en 3 betreffen de huidige nummers Orthenstraat 39 en 37, die aan de achterzijde aan de keuken of eetzaal van het grote huis koop nummer 1 (Orthenstraat 41) grensden. In het straatje de Kloostergang bevond zich een trap die naar de zolder van het grote huis leidde.
De hierboven vermelde kopen 4 tot en met 10 betroffen de zeven inmiddels aan de noordkant van de Kloostergang gebouwde huisjes. Aan de zuidkant waren inmiddels ook twaalf van zulke woninkjes gebouwd, die in de transporten zijn aangeduid als de kopen nummers 11 tot en met 22. In totaal ging het hierbij dus om negentien huisjes.
De verkoop van het grote huis (Orthenstraat 41) geschiedde op voorwaarden
1.Niet te verwarren met Orthenstraat 83, dat ook Maasschip heette. Mosmans 1907, 27, nr. 129, noemt Orthenstraat 35 het Kalkschip. Deze naam komt echter slechts een enkele keer in de bronnen voor (zie bv. GAH, Not. 2957 (Andreas van Ruelo), fol. 28-28v).
2.GAH, R 1721, fol. 308-311v.
dat in gevalle eenige secreet kelders in deesen koop en huijsingen en de huijsingen in den tweeden koop begreepen in 't gemeen gebruijckt mogten werden, dat deselve ook in 't gemeen sullen moeten geveegt en onderhouden werden; dat ook den kooper van deese en den volgenden tweeden koop de loode geute tussen bijde de huijsingen leggende ten gemeenen kosten sullen moeten onderhouden, midsgaders ook voor de helft moeten onderhouden de loode geut leggende tusschen de keuken of het eetzaal in het straatjen springende en tussen de erve van de huijsinge in den vierden koop gementioneert, waarvan den kooper van den vierden koop de wederhelft moet onderhouden;
dat den kooper van deese huijsinge mitsgaders die van den tweeden en darden koop neffens de gesamentelijke kopers van den 4 en verdere kopen den bornput leggende op de erve van deesen eersten koop ton gemeenen lasten ider voor een vierde gedeelte sullen moeten onderhouden en vervolgens ider een lode pijp daarin sullen mogen hebben, sooals die jegenswoordig daarin sijn leggende;
dat den verkrijgere ten sijnen kosten sal moeten opmaken en onderhouden de mueren langs de Diese aan de westzijde, soo verre sijn erve is strekkende, midsgaders de steenen als anders van den ingevallen boog in de Diese leggende tot halverweg toe uijt de Diese moeten opruijmen;
wijders dat den verkrijgere de muere aan de Diese tot het huijs van n°. 10 in den sesden coop begreepen mede sal moeten vernieuwen en opmaken en de Diese tot halverweg ruijmen als voor, en 't selve opgemaakt zijnde dat den koper van den sesden koop deselve ten ewigen daage zal moeten onderhouden;
dat den verkrijgere deses des begeerende ten sijnen kosten sal moogen leggen en onderhouden een steene of houte brugge naar sijn gelieven over de Diese agter de erve van deese huijsinge, en soo vervolgens daarvoor soo te voet als te paarde en met een en kruijwaagen mogen passeren de erve in den laasten coop begrepen;
gelijck denselven in voegen als voor zal mogen gebruijken de houte brugge dewelke geleijt zal werden over de Diese tegensover het straatjen tot op de gemene Ortenstraat, sonder dat nogtans den koper van deesen koop gehouden sal weesen in het onderhout van de voorschreven laastgenoemde brugge ofte het voorschreven straatjen;
aan te vaarden bij deese vest, met de behangsels en allen 'tgeene wegens de heer Leonard Ragaij daarin aart- en naagelvast is, gereserveert aan den heere ontfanger Verspijck de blombakken in den tuijn, de bottelerije in de keugen en de betsteede op de provisiekamer, midsgaaders sijne huer tot primo maij aanstaande, waar van den verkrjgere niets sal mogen profiteeren.

De omschrijving van de tweede koop (Orthenstraat 39) luidde:1
eene huijsinge met een plaatsjen daaragter, op de biljetten getekent n°. 2, staande in de Ortenstraat, alhier bewoont werdende bij sr. Moringo, ex uno de grote huijsinge n°. 1, ex alio de huijsinge n°. 3, bewoont werdende hij Borus Vreggen, strekkende voor van de straat tot agter tegens de keuken of eetzale van de grote huijsinge n°. 1, met den kelder onder de huijsinge van den derden koop;
en van de derde koop (Orthenstraat 37):
eene huijsinge met een plaatsjen daaragter, op de biljetten getekent n°. 3, bewoont werdende bij Borus Vreggen, ex uno de huijsinge n°. 2, ex alio van onderen het straatjen en van hoven de huijsinge het Maasschip, strekkende voor van de Ortenstraat tot agter tegens de keuken van de huijsinge n°. 1.
Als voorwaarden bij koop nummer 2 werden vermeld:
1.GAH, R 1721, fol. 312v-313.
dat den voorschreven verkrijgere de loode geuten tussen dese huijsinge en die van den eerste en darden koop met deselve eijgenaars ten gemeenen kosten sal moeten onderhoudens, midsgaders ten respecte van 't secreet een bornput als n° 1, zodat den verkrijgere deses sal moeten gedoogen dat de pomp op Zijne plaatse of erve staande door den verkrijgere van den darden koop mede werde gebruijckt, mits dat deselve half en half werde onderhouden;
en bij nummer 3:
dat den verkrijgere de lode geut tussen dese en de huijsinge sub n°. 2 leggende met den eijgenaar vandien ten gemenen kosten sal moeten onderhouden, midsgaders ton respecte van de pomp als n°. 2 en van den bornput als n°. 1 en van den kelder onder dese huijsinge leggende als n°. 2; item dat den verkrijgere de lode geut tussen deese en de huijsinge het Maasschip, leggende boven het gangjen, met de eijgenaar van 't Maasschip, gemeen sal moeten onderhouden.
Vervolgens werden twee huisjes aan de noordkant van de Kloostergang getransporteerd,1 die werden omschreven als:
een huijsjen op het billet getekent n°. 4, sijnde het eerste huijsjen op de linker zijde in het straatjen, ex uno de keuken of eetzaal van de grote huijsinge n°. 1, ex alio het volgende huijsjen; item eene huijsinge op het billet betekent n°. 5, ex uno de huijsinge n°. 4, ex alio die sub n°. 6.
Hier luidden de voorwaarden
van voor de helft te moeten onderhouden de lode geut tussen de huijsinge n°. 4 en de eetsaal van n°. 1, mitsgaders ten respecte van den bornput utsupra n°. 1; item de pompe in het straatjen met de kopers van n°. 5, 6, 7, 8 et 9 gemeen hebben en gebruijken, alsook het secreet over de Diese mits het selve bijde gesamentelijcke onderhoudende;
item de muere van de Diese tegens het straatjen met n°. 5, 6, 7 en 8 in het gemeen moeten optrekken en vernieuwen, midsgaders onderhouden soo breet als het straatjen is; ook met n°. 5, 6, 7. 8 nu? het straat! over de Diese gesamentelijck moeten leggen en onderhouden de helft in een houte brug breet vijf voeten, en sal de wederhelft van dien door den koper van n°. 9 moeten gelegt en onderhouden werden;
item gedoogen dat den koper van n°. 1 te voet, te paart en met een kruijwaagen sal mogen passeeren door het straatjen en over de voorschreven brugge zonder in de onderhouding van dien iets te contribueren.

De omschrijving van de huisjes zes tot en met tien, ook aan de noordzijde van de Kloostergang, luidde:2
eene huijsinge op het billet getekent n°. 6, ex uno n°. 5, ex alio n°. 7; item eene huijsinge op het billet getekent n°. 7, ex uno n°. 6. ex alio n°. 8; item eene huijsinge n°. 9, ex uno n°. 8, ex alio n°. 10;
item eene huijsinge n°. 10, ex uno n°. 9, ex alio de Diese.

Met als voorwaarden:
dat den verkrijgere sal moeten onderhouden de muere aan de Diese waartegens de huijsinge van n°. 10 met de eene sijde is staande, en dat zooverre sijn erf is strekkende, dog sal deesen last beginnen soodraa den koper van n°. 1 deselve sal hebben opgemaakt en vernieuwt; item ten respecten van den bornput, de pompe en de verdere muere aan de Diese, het straatjen en de houte brugge en secreet als n°. 5.
Vervolgens werden de huisjes aan de zuidkant van de Kloostergang getransporteerd,3 te beginnen aan de straat:
1.GAH, R 1721, fol. 313v-314.
2.GAH, R 1721, fol. 314v-315.
3.GAH, R 1721, fol. 315-315v.
eene huijsinge op het billet getekent n°. 11, sijnde het eerste in het straatjen aan de regterhand, ex uno van onderen de pomp en den opgang of trap gehorende aan de grote huijsing n°. 1 en van Jan Fens, ex alio de huijsing n°. 12; item eene huijsing op het billet geteken! n°. 12, ex uno n°. 11, ex alio n°. 13.
Jan Fens was de eigenaar van het Maasschip (Orthenstraat 35). Bij de huisjes 11 en 12 waren de voorwaarden:
dat den verkrijgere den bovensten solder van dese twee huijsingen niet verder sal hebben als sooverre dese twee huijsingen en het dack sig uijtstreckt en verders niet; van den bornput, pompe, secreet, het straatjen en halve brug alles als n°. 5.
Eenzelfde transport betreft de nummers 13, 14 en 15:1
eene huijsinge, op het billet geteekent n°. 13, ex uno n°. 12, ex alio de volgende huijsinge; item eene huijsinge getekent n°. 14, ex uno n°. 13 en ex alio de volgende huijsinge;
item eene huijsinge getekent n°. 15, ex uno n°. 14, ex allo n°. 16;

en
met conditien hierin toegedaan ten respecte van den bovensten solder utsupra n°. 11 en 12; van den bornput, pompe, de muere aan de Diese, het secreet, straatjen en halve houte brug alles utsupra n°. 5.
Tot slot volgde de overdracht van de huisjes 16 tot en met 22, met een boomgaard:2
eene huijsinge op het billet getekent n°. 16, staande op den boog van de Diese, ex uno n°. 15, ex alio n°. 17; item eene huijsinge n°. 17, ex uno n°. 16, ex alio van onderen den gang van het secreet, den solder van de voorschreven huijsinge lopende over den gang van het secreet;
item eene huijsinge of twee wooningen onder een dack, op het billet geteekent n°. 18 et 19, ex uno den gang van het secreet, ex alio de muere van den volgenden hof en tot agter tegens de erve van den heere Van der Helst, met de steenen leggende in de huijsinge n°. 19;
item eenen hof of boomgaart met vrugtdraagende boomen en een speelhuijs daarin staande, op het billet geteekent n°. 20, soo den selven binnen sijne mueren is leggende, ex uno de Diese, ex alio de heer Van der Helst tot agter tegens de Diese, welken hoff laast in eijgendom gecompeteert hebbende sr. Andries Olislagers en gekomen van voorschreven gedeelte des cloosters en uijt dien hoofden voor 't voorschreven capitaal
- dit wil zeggen de hypotheekschuld - mede verbonden is;
item eene huijsinge met een kalkhoek daar nevens aan, op het billet getekent n°. 21, staande tegens de muer van voorschreven hof;
item een vervallen huijsjen, op het billet getekent n°. 22, staande op een stuck van den boog op de Diese, ex uno de voorschreven huijsinge n°. 21.

De genoemde heer Van der Helst was de bezitter van een nog te behandelen, achter de voormalige kloosterbebouwing staand huis. Voor het voorgaande transport golden de volgende voorwaarden:
dat den verkrijgere de muere aan de Diese alwaar den boog is ingevallen aan de oostsijde sal moeten optrekken en vernieuwen, en verders soodanige mueren aan de Diesen in een goeden staat brengen sooverre de erve deser huijsinge is strekkende, mitsgaders de steenen van den ingevallen boge tot halverweg de Diese ruijmen; item ten respecte van den bornput, pomp, de helft van de houte brug utsupra n°. 5.
1.GAH, R 1721, fol. 315v-316.
2.GAH, R 1721, fol. 316-317.
Alle voorgaande goederen werden eigendom van genoemde Hieronymus Gerbade. Na zijn overlijden werden ze in 1766 door zijn kinderen op 30 verkocht aan hun broer Herman Gerbade uit Utrecht, zij het in andere kavels:1
huijs en erve staande ende geleegen binnen deeze stad in de Ortestraat bij de binnepoorte, zijnde een gedeelte van het geweese clooster der Geertruijden, nevens de voorschreven binnepoorte ex uno en nevens andere erven der constituanten ex alio, strekkende voor van de gemeene straate agterwaarts tot op de riviere de Diese; item de vertrekken of kamers agter den binnen tuijn, met den uijt- en ingang door het straatke genaamt den cloostergang; item den moeshof den moeshof! daaragter over de Diese, met het somerhuijs daar in staande;
huijs en erve staande en geleegen binnen deeze stad in de Ortestraat nabij de binnepoorte tussen andere erven van de constituanten ex utroque latere et fine uno en langst de gemeene straate fine altero;
huijs en erve staande en geleegen binnen deeze stad in de Ortenstraat nabij de binnepoorte nevens andere erve der constituanten ex uno en nevens den cloostergang ex alio, strekkende voor van de gemeene straate agterwaarts tot op erve bewoont door Jan Pieter Vreggen;
drie huijsjes of woningen onder een dak, staande binnen deeze stad in de Ortenstraat in de Cloostergang ter regterhand wanneer men dezelve ingaat, met de kelder daaronder;2
vier huijsjes of woningen onder een dak, staande binnen deeze stad in de Ortenstraat in de Cloostergang, ter regterhand wanneer men dezelve ingaat;3
twee huijsjes of woningen onder een dak, staande binnen deeze stad in de Ortenstraat in de Cloostergang;4
een huijsje en erve staande en geleegen binnen deese stad in de Ortenstraat in de Cloostergang nevens den uijtgang van het groote huijs op heeden den verkrijgere getransporteerd;5
ses huijsjes of woningen, alle nevens elkander staande, binnen deeze stad in de Ortenstraat in de Cloostergang ter regterhand wanneer men dezelve uijtgaat.
6
1.GAH, R 1754, fol. 368-372.
2.In de koopcedule (GAH, Not. 3164 (Leendert Willem van Beusekom), fol. 359: Drie huijsjens of woningen onder een dack, gestaan en gelegen alhier in de Ortestraat in de Kloostergang ter regterhand als men dezelve gang inkomt, geteekend sub n°. 71, 72 en 73, met den kelder daarbij geleegen, zo en in dier voegen als dezelve drie huijsjens bij diverse luijden worden bewoond, zijnde den voorschreven kelder gebruykt tot berging van materialen.
3.Aldaar, fol. 363: Vier huijsjens off woningen onder een dack, gestaan en geleegen alhier in de Ortenstraat in den Kloostergang ter regterhand als men deselve inkomt, getekend sub n°. 74, 75, 76 en 77, zoo en in dier voegen als dezelve vier huijsjens bij diverse luijden worden bewoond, staande neevens aan die in den vorigen koop begreepen.
4.Fol. 365: Twee huijsjens of woningen onder een dak, gestaan en gelegen alhier in de Ortestraat agter in den Kloosterganck, getekend n°. 78 en 79.
5.Fol. 367: Een huijsje en erve gestaan en geleegen alhier in de Ortestraat in de Kloostergang, getekend met n°. 81 neevens den uijtganck van het groote huijs hiervoor in den eersten koop begreepen.
6.Fol. 369: Ses huijsjens of woningen alle nevens elkanderen, gestaen en gelegen binnen deze stad in de Ortestraat in de Klooster Gang ter rechterhand van dezelve als men van agteren komt, geteekend n°. 83, 84, 85, 86, 87 en 88. Op fol. 369-369v wordt hieraan onder meer toegevoegd: En sal den eijgenaer van de groote huijsing op zijn plaats mogen hebben
Op 1 november werden deze goederen uit de nalatenschap van Agatha van Heurn, weduwe van Hermanus Gerbade, verkocht aan Hendricus van Someren. De omschrijving luidde bij die gelegenheid:1
(1) huis en erve met een koetshuis en stallinge daarneven, een tuin met vrugtboomen daar achter en aan het einde een tuinkamer, gequoteert littera B n°. 92 en 91, alles hij elkander staande en gelegen binnen deeze stad in de Ortenstraat bij de Ortenbinnepoort, aan d'eene zijde de voorschreven poort, d'andere zyde den derden koop, strekkende voor van de straat achterwaards tot den volgenden koop en de rivier de Dieze;
(2) een keuken of woning, uitkomende in het straatje genaamd den Kloostergang, gequoteert B n°. 80, met een tuijn beplant met vrugtboomen;
item een huisje of woning daarbij staande in het gemelde straatje, gequoteert B 79, zynde dit parceel belend door de rivier de Dieze, erve de heer W. Hubert, de tuinkamer van den eersten koop, het voorschreven straatje en het stukje bleekveld van den 10 koop;
(3) huis en erve gequoteert B 90, staande en gelegen binnen deeze stad in de Ortenstraat, aan d'eene syde het koetshuis van den eersten koop, aan d'andere zyde het straatje genaamt den Kloostergang, strekkende voor van de straat achterwaards tot den eersten koop;
(4) twee huisjes of woningen, gequoteert B 86 en 85, staande in de voorschreven kloostergang ter slinke zyde als men van de straat inkomt, aan d'eene zyde den eersten koop, aan de andere zyde den vyfden koop, strekkende achter tegens den eersten koop;
(5) drie huisjes of woningen gequoteert B 84, 88, 82, ter plaatse als voor, d'eene syde den vorigen, d'andere zyde den volgenden koop, strekkende achterwaards tegens den laasten koop;
(6) een huisje of woning, gequoteert B 81, ter plaatse als voor aan d'eene zyde den vyfden koop, d'andere syde de Diese, strekkende achterwaards tegens den eersten koop;
(7) twee huisjes of woningen gequoteert B 70 en 71, staande in voorschreven Kloostergang ter regte zyde als men van de straat inkomt;
(8) drie huisjes of woningen gequoteert B 72, 73, 74, ter plaatse voorschreven nevens den vorigen koop;
(9) twee huisjes of woningen, gequoteert B 75 en 76, ter plaatse voorschreven nevens den vorigen koop;
(10) twee huisjes of woningen, gequoteert B 77 en 78, ter plaatse voorschreven nevens den vorigen koop, met het stukje erf of bleekveld daarby gelegen.

Op 16 juli 1816 kwam het complex na een rechterlijk vonnis en openbare verkoping aan Antony van Pelt. Bij die gelegenheid was sprake van
1°. Een huis gequoteerd letter B n°. 90, met koetshuis en daarachter gelegen twee tuinen, groot omtrent twee loopensen, beplant met vrugtboomen, belend voren de Ortenstraat, van achteren de Dieze, aan de rechterzyde de heeren De Wys, en aan de linkerzyde de heer verkooper.
2°. Een huis staande en gelegen mede in de Orthestraat, gequoteerd letter B n°. 99?, belend van voren de Orthe-Straat, van achteren en aan de regterzyde de heer verkooper en links de Kloostergang.
3°. Een huisje gequoteerd letter B n°. 75, staande en gelegen in de Kloostergang, belend van voren de Kloostergang, van achteren de erve Verheggen, aan de regterzyde de heer verkooper en links de heer Hubertus Sassen.

 en altoos blyven behouden de koekoecken welke voor de glasramen gesteld zijn in de agtergevel van deze huijsjes en sal den kooper van deeze huijsjens van agteren op de plaats van de groote huijsing geen meer ligt mogen scheppen of daarin eenige glasraemen brengen dan er tegenwoordig gevonden worden.
1.GAH, R 1785, fol. 143v-145v.
4°. Een huisje, gequoteerd letter B n°. 76, belend van voren do Kloostergang, van achteren de erve Verheggen, regts en links de heer verkooper. 5°. Een dito huisje gequoteerd B n°. 77, belend van voren de Kloostergang, van achteren de erve Verheggen, regts en links de heer verkooper.
6°. Een dito huisje gequoteerd letter B n°. 78, belend van voren de Kloostergang, van achteren de erve Verheggen, regts de heer verkooper en links (niet ingevuld).
7°. Een dito huisje, gequoteerd letter B n°. 79, belend van voren de Kloostergang, van achteren aan de regter en aan de linkerzyde de heer verkooper.
8°. Een dito huisje, gequoteerd letter B n°. 81. belend als het voorgaande.
9° Een dito huisje, gequoteerd letter B n°. 82, belend als het voorgaande, met een dito gequoteerd B n°. 83, belend als voor.
10°. Een dito huisje, gequoteerd B n°. 85, belend als het voorgaande.

Zoals uit het voorgaande al is gebleken, was de Kloostergang voor aan de straat overbouwd door het zuidelijk naastgelegen pand het Maasschip (Orthenstraat 35). Dit huis werd op 4 januari 1730, toen het voor tweederde deel door de Bossche koopman Paulus van Bruggen werd getransporteerd aan de burger Johan Fens, die krachtens erfrecht al eenderde deel bezat, omschreven als
seekere huysinge, erve ende gangh staende ende gelege binnen deese stad op het Orteneynt genaemt het Maesschip, de eene syde de huysinge van Abraham Luttinghausen, de andere syde de gang, strekkende voor van de straet agterwaerts met een gemeene gang tot aen de rivier de Diese.1

Achtergelegen bebouwing

Waarschijnlijk is de bleek die behoorde hij koop 1 van 17 mei 1706 (A) op een niet achterhaald tijdstip van dit complex afgesplitst. Op 30 juni 1788 droegen de kinderen van Hendrikus van Stratum en Johanna Makentos over aan Cornelis de Wijs
drie groote aan den anderen gelegen moestuijnen benevens een in het midden van deselve hoven staande hovenierswoninge, stallinge en verdere ap- en dependentien, gelegen agter het vanouds genaamde klooster, nu de Geertruijdekerk op het Ortheneijnde, in- en toegang hebbende over de brug nevens de voornoemde kerk en blijk van J. Sluijmers, ex uno de rivier de Dieze, ex alio ab uno fine den voornoemden blijk, ab alio den moeshoff van Arn. de Bock, --- uijtgenomen het maken en onderhouden voor de helft met en benevens den eijgenaar van den blijk, thans J. Sluijmers, van de brugge van agter terzijde de Geertruijde kerk, leggende over de rivier de Dieze.2
Tot de op 17 mei 1706 door de rentmeester van de geestelijke goederen verkochte percelen behoorde als derde koop (C):3
Ten 3e het erve C, op het plan gedenoteert met de chijffers en letters i, k, etc.?, 1, 2, 3, 4, 5, 6 en i, soo als op het plan te sien staat, sal de muere van x?, k, i met den kooper van B halff en halff hebben ende de geheele reste vrij tusschen de twee Diesen.
Op een verzoekschrift van Dirk van 's Gravesande, oud-president-schepen van 's-Hertogenbosch, aan de Raad van State, waarin hij te kennen gaf dat dit perceel alleen over het perceel van koop 2 (B) bereikbaar was en bovendien aan zijn erf grensde, werd het hem na taxatie toegewezen.4 in het transport is onder meer sprake van den voorschreven hoff met syne mueren, ouden opstal ende verdere gerechtigheden. Of die oude opstal een huis was, is uit de gegevens niet op te maken, maar op 12 juni 1725 transporteerden
1.R 1730, fol. 58-58v.
2.R 1776, fol. 281-281v.
3.GAH, Coll. Prov. Gen. 324k-III.
4.Coll. Prov. Gen. 324a-XIII; R 1695, fol. 55v-58.
de erfgenamen van Dirk van 's Gravesande aan juffrouw Jeanne Ursule de Nancy
huijs ende hoff, gelegen agter het Geertruijde Clooster inde Orterstraet alhier, agter in een poort, sijnde het derde perceel, oost ende west de gemeene waterloop genaemt de Diese, suijdwaerts de huijsinge bewoont werdende hij de heer Donckers, noordwaerts de weduwe Vregge ende N.N. Olijslagers.1
Het perceel van Olijslagers was ook afkomstig uit de kloostergoederen, zoals blijkt uit een van hierboven genoemde transporten van 3 februari 1734, namelijk koop nr. 20. Waarschijnlijk gaat het om de boomgaard die genoemd wordt in koop nummer 1 (A) van 21 mei 1706. Deze boomgaard had blijkens de vermelding eerder toebehoord aan Andries Olijslagers en behoorde in 1734 tot de eigendommen van de familie Gerbade.
De zojuist genoemde poort was de huidige Kokse poort. Aan de zuidkant van deze poort bezat de familie Van 's Gravesande al een huis en achterhuis (Orthenstraat 25). Op 13 maart 1693, toen dit complex in handen kwam van Dirk van 's Gravesande, werd het omschreven als
eene huysinge, erve, hoff ende achterhuysinge, mette poortte ende gangh daerneffens, gestaen ende gelegen binnen dese stadt inde Ortenstraet neffens huys ende erve van 's groot gasthuys aen de eene zyde ende neffens huysinge ende erve van Caspar Eeckhoff met meer andere aen d'ander zyde, streckende voor vande gemeene straet achterwaerts tot op de Diese.2
Op 25 augustus werd dit complex uit de boedel van Dirk bij onderhandse akte toebedeeld aan zijn zoon mr. Ewout Hendrik 's Gravesande. Het was toen verhuurd aan de Bossche schepen mr. Jacob van der Helst.3 Op 19 juli 1781 werden beide huizen verkocht aan Willem Hubert,4 die, zoals dadelijk blijkt, sinds 1776 ook al eigenaar was van het daarachter gelegen huis tussen de twee Diezen.
Dit laatste huis werd in op 15 mei 1727 door juffrouw De Nancy overgedragen aan de weduwe van de landgraaf van Hessen, gravin van Stirum en Bronkhorst,5 die het op haar beurt op 29 december 1732 transporteerde aan mr. Jacob van der Helst.6 Het werd hij die gelegenheid omschreven als
eene welgelegen huijsinge, voorsien met verscheijde kaameren, hoff, stallinge ende koetshuijs, met zijne verdere toebehoorten en gerechtigheeden vandien, gestaan en gelegen binnen dese stadt agter het geweesene klooster vande Geertruijden in de Ortenstraat agter in een poort daar men door in- en uijtgaat off -reijt, oost ende west den gemeenen waterloop genaamt de Diese, zuijtwaarts de huijsinge tegenwoordig kompeteerende juffrouw Theodora Maria de Hee, weduwe wijlen de heer ende mr. Paulus Suijskens, en noortwaarts de huijsinge en erve van de erve! der erffgenamen wijlen de weduwe Vreggen en sr Olijslagers.
In de ceel van een niet doorgegane verkoop uit 1758 luidde de omschrijving:
een groot, hegt, sterk en weldoortimmerde huijsinge en erve, staande en gelegen binnen dese stad agter het gewesene Geertruijdeklooster in de Orthestraat alhier, agter in een poort daar men door in- ende uijtgaat ofte -reijt, thans bewoont werdende hij den voorschreven weleerwaarden heer Joachimus Mobachius, oost en westwaarts den gemeenen waterloop genoemt de Diesse, zuijt- en noortwaarts de huijsinge van mevrouw
1.Coll. Prov. Gen. 324k-V.
2.Coll. Prov. Gen., nr. 324a-X.
3.Coll. Prov. Gen., nr. 324a-XIV.
4.Coll. Prov. Gen. 324a-XV. Het transport vond plaats op 12 augustus van datzelfde jaar (324a-XVI).
5.Coll. Prov. Gen., nr. 324k-VIII.
6.Coll. Prov. Gen., nr. 324k-XI.
's Gravesande, sijnde voorszeijde huijsinge voorsien beneden met drie groote vertrekken, alle met planke vloeren, twee behangen, het eene met goutleer en het ander met seijldoek en het derde gelambriseert, met de spiegels en schilderijen in de schoorsteenen, staande en leggende plaaten, mitsgaders een schoone keuken met alle gemak daarin, en drie kelders so groot en kleijn, put en regenwater, boven met ses vertrekken, waervan er vijf behangen sijn, en drie solders, en eindelijk met een magnifique hof wiens weerga wijnig binnen dese stad is, beplant met exquise vrugtdragende bomen en wijngaerden, mitsgaders vier geschilderde somerhuijsjens, hoenderhok, knegtskamer, een zeer groote plaats, waarop een fontijn en eenige cieragien, aparte loots en verders met sijn ap- en dependentien vandien.1
Het complex werd door de weduwe van Van der Helst op 1 juni 1762 gelegateerd aan de diaconie van de hervormde kerk. Het was toen
voorsien beneden met drie groote vertrekken, alle met planken vloeren, twee behangen, het eene met goutleer en het ander met seyldoek en het derde gelambriseert. met de spiegels en schilderye in de schoorsteenen, staande en leggende plaaten, mitsgaders een schoone keuken met alle gemak daarin en drie kelders, soo groot als kleyn, put en regenwater, hoven met ses vertrekken, waervan er vijf behangen sijn, en drie solders, en eindelijk met een magnifique hof, wiens weerga wynig binnen dese stad is, beplant met exquise vrugtdragende bomen en wijngaerden, mitsgaders vier geschilderde somerhuijsjens, hoenderhok, knegtskamer, een zeer groote plaats, waarop een fontijn en eenige cieragien, aparte loots.2
Al op 23 april 1765 werd het goed verkocht aan Antonius Lormier, die het, inmiddels schepen van Den Bosch geworden, op 2 mei 1776 weer overdroeg aan Willem Hubert sr., meester-timmerman en architect. Het huis zou in 1765 zijn afgebroken en van het perceel een moestuin gemaakt.3

Besluit

Uit het bovenstaande blijkt dat het kloosterterrein van Sint-Geertrui bij het begin van de liquidatie zich uitstrekte vanaf het Geertruikerkhof tot aan de Kloostergang of het huis het Maasschip (Orthenstraat 35). Het bestond uit een tweetal grote huizen: Orthenstraat 47-45-43 en Orthenstraat 41, welk laatste huis zich ook uitstrekte achter de huizen Orthenstraat 39 en 37. Op de terreinen hierachter lag, ook nog aan de overzijde van de Dieze, secundaire kloosterbebouwing. Orthenstraat 47-45-43 is hoogstwaarschijnlijk al in de zeventiende eeuw, mogelijk in 1692, verkocht; Orthenstraat 41(-39-37) met de daarachter gelegen bebouwing en terreinen, in 1706.
1.GAH, Coll. Prov. Gen. 324k-XII.
2.Van Sasse van Ysselt 1910-1914, I, 112-113.
3.Aldus Van Berge Henegouwen, 125. In 1776 werd het echter nog omschreven als huis en erve. De afbraak zal dus op een later tijdstip hebben plaatsgehad.

Literatuur

Van Berge Henegouwen 1999
E.C. van Berge Henegouwen, Bewoners en eigenaren Peperstraat en Orthenstraat van 1650 t/m 1850 ('s-Hertogenbosch 1999)

Van Drunen 1983
A.H. van Drunen, 'De middeleeuwse kerken', in: Van bos tot stad. Opgravingen in 's-Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch 1982). 89-100

Mosmans 1907
J. Mosmans en A.G.J. Mosmans, Oude namen van straten en huizen te 's-Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch 1907; herdruk 197,2)

Van Sasse van Ysselt 1910-1914
A.F.O. van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch 1910-1914; herdruk 1975), 3 dln.

Martin W.J. de Bruijn, 4 april 2000